zondag 6 augustus 2017

De werkmieren

Mi en Mo staan te trappelen van ongeduld
Vandaag mogen ze mee met de grote mannen
Ze hebben hun laarzen aangetrokken
en de glimmend nieuwe helm opgezet

Daar gaan ze netjes op een rij
Mi en Mo kijken recht vooruit
de achterblijvers applaudisseren
'Tot vanavond' roepen ze in koor

Ze werken ver van huis
Dat wordt een flinke mars
maar ze zijn met zeer velen
en zingen ondertussen een lied

Dit is het eerste couplet
Ik heb een potje met vet
Al op de tafel gezet
Ik heb een potje, potje, potje, potje vet
Al op de tafel gezet


Het is avond en bijna donker
Daar komen ze weer aanmarcheren
Ze dragen allemaal een buit op de rug
Mi en Mo zijn bekaf, maar zingen nog keihard mee

Dit is het vijfduizendvierhondereenenzestigste couplet
ik heb een potje met vet
Al op de tafel gezet
Ik heb een potje, potje, potje, potje vet
Al op de tafel gezet

maandag 17 juli 2017

Het onzichtbare visje

Het klinkt misschien wel leuk om onzichtbaar te zijn, maar er is echt niets aan. Vraag maar aan Belletje. Zij is een onzichtbaar visje en heeft daardoor geen vriendjes. Soms is ze verdrietig en soms is ze boos. In dit verhaal is ze heel erg boos. Ze pikt het niet meer.
Het verhaal staat in de kolom 'VERHALEN over DIEREN'.
Veel plezier met het lezen of voorlezen.

woensdag 21 juni 2017

Dinootje gaat op vakantie

Gaan dinosaurussen ook op vakantie? Ja, natuurlijk.
Dinootje gaat zelfs samen met zijn moeder voor het eerst kamperen. Met een nieuwe tent, een nieuwe slaapzak en een nieuw luchtbed. Hij kan bijna niet wachten.
‘En gaan we dan elke dag naar het strand, mam?’
Zijn moeder lacht en knikt.
‘En elke dag naar de zee?’
‘Ja natuurlijk klein monstertje van me,’ zegt zijn moeder, nu hard lachend, ‘die horen toch bij elkaar.’
Ze geeft haar zoon een dikke dino-knuffel.
Veel plezier met voorlezen of zelf lezen. 
Het verhaal vindt je in de kolom 
'VERHALEN over Dinootje'.

zondag 11 juni 2017

Twee piepjonge vogeltjes

Twee piepjonge vogeltjes staan op de rand van het nest.
Ze kijken een beetje angstig naar beneden.
'Het is wel diep,' zegt het ene vogeltje met knikkende pootjes.
'Heel diep,' zegt de ander met bibberende vleugeltjes.

'Ik heb een idee,' zegt het ene vogeltje en hij pakt een parachuutje.
'Kijk,' zegt hij trots, 'zo komen we zacht op de grond terecht.'
'Nee,' zegt de ander, 'dat kan echt niet. Een parachute is voor watjes.'
'Ik heb een veel beter idee,' en hij pakt een extra lang elastiekje.
'Kijk,' zegt hij, 'dit bind je aan het nest en het andere eind aan je poot
Dan gaan we bungeejumpen en vallen we niet te pletter.'
'Nee, dat is pas stom,' zegt het ene vogeltje, 'dan leer je nooit vliegen.'

Ze kijken weer naar beneden in de oneindige diepte.
Ze zuchten nog eens diep en doen hun oogjes dicht.
Dan springen ze tegelijk over de rand.
Ze fladderen en fladderen en fladderen.
Ze piepen zich schor van angst.
En net voordat ze op de grond te pletter slaan, 
scheren ze omhoog en vliegen zo weer terug naar hun nest. 
Uitgeput, maar trots liggen ze naast elkaar uit te hijgen.

Vanuit een andere boom kijken hun papa en mama lachend toe.
'Onze kleintjes redden het wel.'