Het verhaleneiland

Ergens in de grote oceaan, op een plek waar nog nooit iemand is geweest, ligt een eiland. Een klein, groen eiland met in het midden een vulkaan. Het waait er altijd en vooral boven de vulkaan zie je de wind woest wervelen in grote kringen. Ook als de zon schijnt en het er mooi en vredig uitziet, dan toch blijft het waaien en waaien. Wanneer je bij de rand bovenop de vulkaan zou staan, dan kon je allemaal stemmen horen. Stemmen uit alle landen van de wereld en allemaal door elkaar. Het zijn de verhalen van alle mensen. Mooie verhalen, spannende, liefdevolle, maar ook verdrietige verhalen en zelfs leugens. Het eiland heet dan ook het Verhaleneiland. 
Alle vertelde verhalen waaien met de wind mee naar de vulkaan op dit eiland. Daar worden ze bewaard, zodat ze altijd herinnerd kunnen worden. De vulkaan spuugt ze ook weer uit over de wereld zodat de verhalen overal naverteld kunnen worden. En dat is maar goed ook, want anders zouden ze snel vergeten zijn.
Door de dichte begroeiing zie je niets van het eiland zelf en net als je denkt dat het onbewoond is, valt je oog op een rookpluimpje aan de voet van de vulkaan. Er woont dus toch iemand. De enige bewoner van dit eiland.

In de stenen hut stookt de oude Munthu het vuur nog eens op. Vandaag waait het extra hard. Hoe meer verhalen er verteld worden, hoe harder het waait. Munthu weet nog dat het lang geleden een rustig en zonnig eiland was, met af en toe een briesje. Maar de laatste tijd worden er zoveel verhalen verteld dat het soms goed stormt. Brr, nog maar een extra houtblokje op het vuur. Vandaag blijft hij binnen, maar meestal loopt hij het lange, smalle pad naar boven, naar de rand van de vulkaan. Daar kan hij dan uren zitten luisteren naar al die verhalen. En met elk verhaal worden zijn oren een beetje groter. Dat is soms wel lastig, maar ja … er zijn zoveel verhalen om naar te luisteren. Munthu praat nooit, hij luistert alleen maar. Hoogstens zegt hij bij een verhaal ‘hm’ of ‘ah’ en soms moet hij vreselijk lachen en bij tijd en wijle komen er tranen in zijn ogen. Munthu kent alle verhalen en hij vindt ze lang niet allemaal even goed, maar een verhaal is een verhaal en dat moet verteld worden.
Wanneer Munthu de volgende dag boven bij de vulkaan zit en staart naar de zonsondergang, komt er met een gure wind een vreselijk verhaal aanwaaien. Zo erg heeft hij het nog nooit gehoord. Met afgrijzen luistert hij het hele verhaal af. Het verhaal duurt een half uur en met elke minuut wordt Munthu bleker. Hij rilt. Is het echt zo koud geworden of komt het door de verschrikkingen in het verhaal? Later die avond, wanneer Munthu thuis in zijn hut zit, kijkt hij nog steeds peinzend voor zich uit. ’s Nachts kan hij de slaap niet vatten en ’s morgens heeft hij een besluit genomen. Het is nog niet eerder gebeurd, maar dit verhaal moet verdwijnen; vergeten worden; nooit naverteld worden. Hij zucht.

De volgende ochtend pakt hij rustig zijn spullen bij elkaar, doet ze in de rugzak en gaat op weg voor de lange klim naar boven. Deze keer niet om naar verhalen te luisteren en ook niet om naar de zonsopgang te kijken.
Wanneer hij boven op de vulkaan is, pakt hij een lang touw uit zijn rugzak, bindt het ene eind aan een boom en gooit het andere eind over de rand van de krater. Dan begint hij aan de afdaling in de vulkaan. Hoe dieper hij komt, hoe harder het waait en hoe harder de verhalen klinken. Duizenden en duizenden verhalen. Dan is hij op de bodem van de vulkaan. Hier onderin waait het niet en de verhalen worden gefluisterd. Munthu luistert, maar kijkt vooral in het rond. Overal zitten gaten in de bodem en in de wanden. In elk gat zit een verhaal dat er precies inpast. Sommige gaten zijn dus wat groter of dieper dan de anderen. Hij komt hier vaker om de boel een beetje schoon te houden, of eigenlijk om de gaten open te houden. Nu zoekt hij een nieuw gat; een gat waar een verhaal van een half uur in past. Ondertussen luistert hij goed. Hij hoort flarden van het vreselijke verhaal en speurt rond. Dan ziet hij het gat. Hij doet zijn rugzak af, pakt er een grote steen uit en met een hamer slaat hij de steen in het gat. Hij vult het verder op met kleine steentjes. Er mag geen kiertje openblijven, want dan zou het verhaal kunnen ontsnappen. Het verhaal sist door de laatste spleetjes en dan is het stil. Munthu leunt moe maar tevreden achterover. Het gat is gedicht. Het vreselijke verhaal kan niet meer worden herinnerd.

Wanneer hij weer boven is en op de rand van de vulkaan zit, is het ondertussen middag geworden. De zon staat hoog aan de hemel en hij luistert urenlang naar de nieuwe verhalen. De hele tijd zegt hij ‘hm’ en ‘ah’, maar soms moet hij vreselijk lachen en bij tijd en wijle komen er tranen in zijn ogen.
En dan, wanneer de zon ondergaat begint hij zelf te vertellen. Gewoon zijn eigen verhaal. Over zichzelf en het eiland. Eerst met horten en stoten, maar dan rolt het hele verhaal in vloeiende woorden uit zijn mond. Het waait direct met de wind mee de vulkaan in, zodat het herinnerd blijft.

En zo kwam dit verhaal een poosje later naar mij toewaaien om weer aan jullie te vertellen. Blijf het verhaal herinneren en vertel het na.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten