Daar zitten ze
dan allemaal. Tien kleine vinken op een touw. En als je goed kijkt, dan zit er één
vink tussen met een zonnebrilletje op. Dat is Stevie, die is blind. En dat is natuurlijk
heel lastig. Want hoe kom je dan aan eten? Hoe kan je eigenlijk vliegen?
Hoe komt Stevie trouwens op dat touw?
Nou, dat heeft
hij allemaal aan zijn vrienden te danken. Negen trouwe vrienden die hem bij
alles helpen. Wanneer ze bijvoorbeeld gaan vliegen, dan vliegt er altijd een
vinkje aan de linker kant en een vinkje aan de rechter kant. En die roepen de
hele tijd: ‘Een beetje naar links’ of ‘Niet zo hard’ of ‘Stukje omhoog.’ En dan
lukt het dus. Ook verzamelen ze eten voor Stevie. Eigenlijk gaat het best goed.
Stevie is zijn
vrienden natuurlijk heel dankbaar, maar toch zou hij ook wel eens echt willen
zien. Gewoon hoe de lucht en de zon er uit zien, of de bomen of zo.
Maar ja … hoe?
Een jaar geleden is
Stevie al naar de oogarts geweest. Die had oogdruppels meegegeven. Drie maanden
lang moest Stevie druppelen. Pff. Geen resultaat.
Daarna kreeg hij een
zalfje voor op de ogen en een hele dikke bril. Heel even dacht Stevie dat hij
wat zag, maar nee, toch niet. Dat was heel jammer.
De oogarts zei
dat over een aantal jaren er misschien wel een operatie mogelijk is, maar nu
nog niet. 'Ja duhuh, nu nog niet. Maar ik wil nu wel,’ dacht Stevie.
En nu krijgt Stevie ineens een idee. Wie weet zou dat werken. Want
wanneer hij niet met zijn ogen kan kijken, dan moet hij misschien maar ergens
anders mee kijken. Zoals bijvoorbeeld met een cameraatje. Een van zijn vrienden
heeft thuis een cameraatje op de computer staan. Zo’n heel kleintje. Om mee te
Skypen. Dat is toch een goed idee, of niet? En dan moet dat cameraatje
natuurlijk nog wel aangesloten worden, maar dat gaat vast wel lukken.
En zo komt het
dat ze met z’n allen naar Willie vliegen. Willie is heel slim en kan alles
maken. Hij is uitvinder. Dus als iemand het kan, dan is Willie het.
‘Ja,’ zegt Willie,
‘wat een goed idee, dat zou best wel eens kunnen werken. Ik ga er direct mee
aan de gang. Kom volgende week maar terug, dan is het klaar.’
Opgetogen gaan ze
weer naar huis.
‘Niet zo hard,
Stevie,’ roepen ze. Een beetje naar links, Stevie.’
De week erop staan
ze alle tien vol verwachting bij de werkplaats van Willie.
‘Kom maar
binnen,’ zegt Willie, ‘en ga maar in die speciale stoel zitten.’
Stevie gaat
een beetje zenuwachtig zitten.
‘Niet zo trillen,’ moppert Willie, ‘anders lukt
het nooit.’
Dan wordt er met
twee elastiekjes een mini-cameraatje op zijn kop vastgemaakt. Er hangen drie
draadjes aan. Willie maakt er twee vast, diep tussen de veertjes op de
achterkant van zijn kop en 1 draadje gaat naar een batterijtje dat op zijn rug
wordt vast gemaakt. Willie heeft een kleine afstandsbediening vast.
‘Let op Stevie,
misschien schrik je ervan’ en Willie drukt op START. Stevie hoort een heel
zacht zoemgeluidje boven op zijn kop en dan … dan … dan ziet hij witte
schitteringen en daarna blauwe sterretjes en daarna gele strepen. En … en … dan
ziet hij Willie.
Willie, de beste uitvinder van de hele wereld.
‘Hij, hij, doet
het,’ stamelt Stevie, 'het is een wonder.' Hij krijgt er tranen van in zijn ogen. Alles is zo mooi.
De werkplaats van Willie, zijn negen fantastische vrienden en door het raam ziet
hij zelfs de lucht en de zon. ‘Oh Willie, ik kan weer zien.’
Een poosje later
zitten er weer 10 kleine vinken op een touw. En als je goed kijkt, dan zit er een
vink tussen met een zonnebrilletje op. Dat is Stevie. En als je nog iets beter
kijkt dan zie je ook een mini-cameraatje op zijn kop en een batterijtje op zijn
rug. Stevie was vroeger blind, maar nu ziet hij weer alles.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten